Deze Jezus heeft God doen opstaan!

Waarom de opstanding van Jezus Christus historisch aannemelijk is

Auteur[1]: L.H. Oberink, Pastor Apostolische Kerk in Den Haag [2]

De Bijbel bevat verhalen met allerlei wonderen. Voorbeelden genoeg: het splijten van de rode zee, het vallen van de muren van Jericho, de banneling Daniel die overleeft in de Babylonische leeuwenkuil. In het Nieuwe Testament staan met name veel wonderen van Jezus Christus beschreven. Het wonder dat elke Pasen weer centraal staat in de kerken is natuurlijk de opstanding van Jezus uit het graf. Nogal wat mensen (inclusief veel Christenen) hebben echter moeite om in de opstanding te geloven. Ik ben van mening dat dit gebrek aan geloof niet zozeer aan het wonder zelf ligt, maar aan het hebben van onvoldoende kennis van de feiten. Dit artikel zal daarom deze feiten bespreken, om aan te tonen dat een geloof in de opstanding van Jezus Christus geen blind geloof is.

Wonderen zijn gebeurtenissen waarbij tijdelijk de ons bekende natuurwetten worden opgeschort, en gebeurtenissen plaatsvinden die normaliter door die wetten zouden worden verhinderd. Een voorbeeld is het veranderen van water in wijn door Jezus in het boek van Johannes. De scheikunde leert dat dit onmogelijk is, maar als de bekende wetten van de chemie tijdelijk worden omzeild, dan zou een dergelijk wonder niet onmogelijk zijn. Is het mogelijk dat natuurwetten tijdelijk geschonden worden? In principe wel. Er zijn voorbeelden in de realiteit waar de natuurwetten ongeldig zijn. In een zwart gat bijvoorbeeld, en op het moment van de big bang. Daarnaast lijken sommige resultaten van de kwantummechanica te spotten met de voorspelbaarheid en uniformiteit van de ons bekende natuurwetten. Ook is er geen logische reden waarom wonderen niet zouden kunnen voorkomen.

Hoewel er dus geen fundamenteel argument bestaat dat wonderen verbiedt, geloven veel mensen per definitie dat iets dergelijks niet kan bestaan. Tegenwoordig leert onze cultuur immers dat alles volgens wetenschappelijke theorieën verloopt. Wonderen passen echter niet in de wetenschappelijke methode. Dus zijn volgens die redenering wonderen nooit een geloofwaardige verklaring voor een bepaalde gebeurtenis.

Deze visie op wonderen is populair in het westelijke denken sinds filosoof David Hume een essay schreef waarin hij wilde aantonen dat wonderen niet kunnen bestaan[3]. Zijn redenering gaat uit van de gedachte dat wonderen altijd onwaarschijnlijke gebeurtenissen zijn in vergelijking met de natuurwetten, die op solide bewijs rusten. Daarom kan een gebeurtenis nooit met grotere waarschijnlijkheid aan een wonder worden toegeschreven dan aan een natuurlijke verklaring. Wonderen zijn dus volgens Hume simpelweg geen goede verklaring voor een gebeurtenis omdat ze altijd op minder bewijs rusten dan natuurlijke verklaringen.

Filosofen maken tegenwoordig echter gehakt van Hume’s redenering. Filosoof John Earman heeft recentelijk overtuigend uitgelegd dat Hume’s redenering berust op een denkfout[4]. Hume maakt de vergissing om de waarschijnlijkheid van een wonder los te koppelen van de specifieke omstandigheden. De kans dat een wonder optreedt op zich genomen is zeer klein. Maar de kans dat een wonder een goede verklaring is van de beschikbare feiten is veel groter. Om de waarschijnlijkheid van de opstanding te bepalen, is het niet voldoende om alleen te kijken naar de kans op dit wonder in het licht van de natuurwetten, maar moet men bepalen welke verklaring het beste past bij de beschikbare feiten. Wiskundig gezien wordt deze vorm van kansrekening weergegeven door het theorema van Bayes[5]. Wat de doorslag geeft is niet zozeer de naakte kans op een wonder in het algemeen, maar de kans dat natuurlijke alternatieven plausibeler zijn als verklaring dan het wonder,  gegeven de specifieke omstandigheden.

Dit is te begrijpen door naar een analogie te kijken. De gangbare theorie over het ontstaan van de maan is dat een ander hemellichaam ooit in botsing is gekomen met de zich formerende aarde[6]. Dat hemellichaam had precies de juiste snelheid, massa en inslaghoek, zodat de botsing geen chaos opleverde, maar de huidige aarde en maan in stabiele banen met de juiste baansnelheden. De maan stabiliseert daardoor de aarde precies op de juiste manier, zodat een stabiel klimaat mogelijk is.

De kans op een dergelijke “precies goede”gebeurtenis is uiterst klein. De kans op een chaotische botsing die niet de huidige aarde en maan op zou leveren is daarentegen ontzagwekkend veel groter. Toch kunnen we op basis van de beschikbare aanwijzingen, zoals de samenstelling van aarde en maan en ons begrip van planeetvorming, aannemelijk maken dat deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden. In het licht van de waarnemingen is deze zogenaamde Theia-theorie geloofwaardig. Een analoge redenering geldt voor de opstanding als meest plausibele verklaring voor de waargenomen feiten.

Hume heeft dus niet gelijk. Een wonder kan een valide verklaring zijn, als dat beter bij de feiten past dan de beschikbare alternatieven. En het is redelijk in het wonder van de opstanding van Christus uit het graf te geloven. Het is namelijk de beste verklaring gezien de beschikbare feiten. Deze vier feiten zijn als volgt:

Feit 1: Jezus is na de kruisiging begraven in de lege tombe van Jozef van Arimathea

Er bestaan minimaal vijf onafhankelijke bronnen die bevestigen dat Jezus na de kruisdood is begraven in het graf van Jozef van Arimathea. Jozef van Arimathea was lid was van het Joodse Sanhedrin, maar volgens de Bijbel tevens een heimelijke volgeling van Jezus. Het evangelie van Markus en de brieven van Paulus bevatten elke een onafhankelijke en zeer oude bron van dit feit[7]. Het evangelie van Lukas en Johannes bevatten hun eigen, onafhankelijke bronnen. Daarnaast bevestigen niet-canonieke teksten zoals het evangelie van Petrus dit verhaal. Gerenommeerde Bijbelwetenschappers en Bijbelcritici noemen de begrafenis van Jezus een historisch betrouwbaar feit[8], mede op basis van de constatering dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een in die tijd bekende Joodse priester valselijk zou worden opgevoerd als volgeling van Jezus, iets wat meteen opgemerkt zou worden.

Feit 2: Op de zondag na de kruisiging werd het graf van Jezus leeg gevonden door vrouwelijke discipelen.

Het blijft een opmerkelijk verhaal dat het juist vrouwen zijn die als eersten het lege graf ontdekken. Het moet voor de apostelen een opgave zijn geweest dit feit toe te geven. De reden is tegenwoordig moeilijk te verteren: vrouwen werden in die patriarchale cultuur als onbetrouwbare getuigen gezien. Zo meldt de Joodse geschiedschrijver Josephus dat vrouwen vanwege hun aard niet geschikt zijn om te getuigen voor een rechtbank.

Indien de apostelen zouden hebben samengezworen om Jezus Christus als Messias geloofwaardiger te maken, dan hadden ze zeker niet voor deze optie gekozen. In een verzonnen verhaal zouden uiteraard de dappere apostelen zelf het graf ontdekken, in plaats van zich angstig te verstoppen. Dat juist de vrouwen die het graf ontdekken wijst dus op authenticiteit.

De drie synoptische evangeliën, het evangelie van Johannes, het boek van Handelingen[9] en de apostel Paulus in de eerste Korintiërs brief (1 Kor 15:4) bevestigen dat de vrouwen het lege graf ontdekten. Volgens Bijbelwetenschappers gaan elk van de Bijbelverhalen terug tot hun eigen, onafhankelijke bronmateriaal. Jacob Kremer, een specialist op het gebied van de opstanding, zegt op basis van dit bronmateriaal dat “by far most exegetes hold firmly to the reliability of the biblical statements concerning the empty tomb.”[10]

Feit 3: Verschillende mensen hebben onder verschillende omstandigheden en op verschillende tijdstippen de verrezen Jezus gezien.

De apostel Paulus geeft een lijst met getuigen die een ontmoeting hadden met de verrezen Christus. Hij noemt de ontmoeting van Petrus, van de twaalf discipelen, van 500 broeders ineens,  van Jakobus de sceptische jongere broer van Jezus, en van de apostelen. Tenslotte noemt hij zijn eigen ontmoeting met de levende Jezus op weg naar Damascus, ten hij nog Christenen vervolgde (1 Kor 15:5-8, Handelingen 9:1-9). Onafhankelijk van Paulus bevestigen de evangeliën deze ontmoetingen met Jezus. Lukas getuigt van de ontmoeting van Petrus, Lukas en Johannes van de ontmoeting met de twaalf discipelen. De ontmoeting tussen de vrouwen en Jezus is te vinden in Mattheüs en Johannes. Op basis het bronmateriaal zegt Bijbelscepticus en agnost Gerd Lüdemann[11]: “It may be taken as historically certain that Peter and the disciples had experiences after Jesus’ death in which Jesus appeared to them as the risen Christ.”

Feit 4: The discipelen kwamen plotseling en op overtuigende wijze tot het geloof dat Jezus was opgestaan ondanks dat ze alle reden hadden dit niet te doen

De leerlingen van Jezus hadden alle reden om niet te geloven in een letterlijke opstanding van hun dode meester uit het graf. Ten eerste verwachtten de Joden een triomferende Messias die het koninkrijk Israel weer zou herstellen en haar vijanden zou verslaan, en niet een man die als een crimineel op de meest schaamtevolle wijze was geëxecuteerd. Daarnaast geloofden ze niet dat ook maar iemand zelfstandig, en voorafgaand aan de algemene opstanding der doden aan het einde der tijden, uit de dood zou kunnen opstaan. Het Joodse geloof gaat alleen uit van een collectieve opstanding, geen individuele gevallen.

Desalniettemin kwamen de discipelen op overtuigende wijze tot het geloof dat het lichaam van Christus uit de dood was opgestaan, zelfs in die mate dat ze bereid waren voor dit geloof te lijden en sterven. De vraag die dan gesteld moet worden is: hoe kwamen ze tot een dergelijk onwaarschijnlijk en on-Joods geloof? Er moet sprake zijn geweest van een krachtige, levensbeïnvloedende ervaring om dit Christelijke geloof in de opstanding tot stand te brengen. Het is daarom dat N.T. Wright, de prominente expert op het gebied van de opstanding, tot de volgende conclusie komt: “That is why, as a historian, I cannot explain the rise of early Christianity unless Jesus rose again, leaving an empty tomb behind him.”[12]

Dus samenvattend is de opstanding van Jezus Christus de beste verklaring voor vier algemeen geaccepteerde feiten: de begrafenis in het graf van Jozef van Arimathea, het lege graf gevonden door de vrouwen op zondagochtend, de ontmoetingen met de verrezen Jezus en het plotselinge, onwaarschijnlijke maar overtuigde geloof van de discipelen.

Op dit moment komen de sceptici gewoonlijk naar voren met hun tegenwerpingen.  De eerste is dat de Bijbel onbetrouwbaar is als bron, vanwege de verschillen tussen de diverse opstandingverhalen (zoals het aantal vrouwen dat naar het graf ging of het aantal engelen). Dit argument mag voor sommigen aantrekkelijk lijken, maar op de experts maakt het geen indruk. Bijbelwetenschappers weten dat er meestal goede verklaringen zijn voor deze verschillen, en dat het dus gaat om schijnbare tegenstellingen die opgelost kunnen worden.

Nog relevanter is dat de verschillen nooit de kern van het verhaal raken, maar altijd de details betreffen. De evangeliën zijn gebaseerd op ooggetuige verslagen. Een kenmerk van een ooggetuigenverslag is dat kleine verschillen tussen verschillende getuigenverslagen een normaal verschijnsel zijn. Het is echter essentieel dat de kern van het verhaal altijd overeenkomt, en dat belangrijke feiten elkaar niet tegenspreken. En dat is bij de evangeliën altijd het geval. In dat licht bezien vormen de kleine verschillen tussen de verhalen juist een bevestiging van hun authenticiteit, aangezien er geen spoor is van doelbewuste manipulatie achteraf.

Zelfs de meest prominente Bijbelscepticus van het moment, Dr. Bart Ehrman, geeft toe dat de Bijbelverhalen op dit punt betrouwbaar lijken te zijn[13]. Waarom wijzen agnosten als Ehrman dan toch de opstanding af? Simpelweg omdat de opstanding een wonder is, en ze niet in wonderen geloven. En dan zijn we weer bij het aloude argument van Hume beland. Filosofen sinds de tijd van William Paley hebben echter Hume’s denkfout aangetoond. Daarmee is dus de afwijzing van de opstanding van Jezus geen zaak meer van de betere argumenten, maar van ongeloof. De sceptici geloven niet in wonderen, punt uit.

Uiteraard betreffen de genoemde vier feiten geen sluitend wetenschappelijk bewijs, maar de opstanding is wel een veel rationelere verklaring dan de vele alternatieve hypotheses, zoals massahypnose, de samenzweringstheorie, of de schijndood theorie[14]. Al deze alternatieve worden door de experts als minder geloofwaardig aangeduid dan de opstanding, omdat ze de vier genoemde feiten niet of onvoldoende kunnen verklaren.

Uiteindelijk is een gebrek aan geloof in de opstanding natuurlijk te wijten aan een gebrek aan geloof in het bestaan van God. Het gaat dus om een wereldbeeld en niet om de beste argumenten. En om daar wat aan te doen, moeten we weer naar andere argumenten kijken die het bestaan van God geloofwaardig maken. Die liggen echter buiten het bestek van dit artikel. Maar als God bestaat, dan is de opstanding van Jezus verreweg de beste verklaring voor de vier genoemde feiten.

Tot slot wil ik nog aandacht vragen voor een geheel andere wijze om de opstanding te benaderen, en dat is de experimentele. Als Jezus van Nazareth werkelijk uit de dood is opgestaan, dan leeft hij, en dat heeft verregaande consequenties. Het betekent namelijk dat hij werkelijk de Zoon is van God, en dat we hem kunnen ervaren in ons eigen leven, door zijn beweringen te testen. Op dat moment verandert Jezus van een abstracte figuur op een glas in lood raam in een levende persoon. Ik heb Jezus ervaren in mijn eigen leven vanaf het moment dat ik mijn vertrouwen op hem heb gezet. Mijn leven kreeg plotseling nieuwe betekenis. Ik ontving een diepe vrede en grote vreugde door het nieuwe leven dat hij me gaf. Iedereen kan dit ervaren, simpelweg door in Hem te geloven. Want het mooie van geloof is dat het werkt. Daarom zegt de apostel Paulus in de Bijbel: “Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden”.[15]

Den Haag, april 2012.

 



[1] Dit artikel gebruikt als bronmateriaal het boek On Guard van filosoof William Lane Craig (David Cook, 2010). Daarnaast is gebruik gemaakt van het uitstekende boek van Lee Strobel over Jezus Christus: “The case for the real Jesus” (Zondervan, 2007) en verder “New evidence that demands a verdict” van Christenapologeet Josh McDowell (1999).

[2] De auteur kan bereikt worden via www.apostolischekerk.info

[3] David Hume ’s beroemde essay Of Miracles uit 1748.

[4] Naar: John Earman’s Hume’s Abject Failure: The Argument Against Miracles

[6] Stevenson, D. J. (1987). “Origin of the moon–The collision hypothesis”. Annual Review of Earth and Planetary Sciences 15 (1): 271–315

[7] Theoloog en Bijbelonderzoeker Rudolf Pesch dateert deze bron binnen 7 jaar na de opstanding.

[8] John A. T. Robinson, The Human Face of God, Philadelphia: Westminster, 1973, p. 131

[9] Handelingen 2:29, 13:36-37 (Herziene Statenvertaling)

[10] Jacob Kremer, Die Osterevangelien–Geschichten um Geschichte, Stuttgart, Katholisches

Bibelwerk, 1977, p. 49-50

[11] Gerd Lüdemann, What Really Happened to Jesus?, Westminster John Knox Press, 1995, p. 8.

[12] N. T. Wright, “The New Unimproved Jesus”, Christianity Today, September 13, 1993, pagina 26.

[13] Bart Ehrman, “From Jesus to Constantine: A History of Early Christianity”, Lecture 4: “Oral

and Written Traditions about Jesus” (The Teaching Company, 2003).

[14] New Evidence That Demands A Verdict, Word, Nashville, 1999

[15] Romeinen 10:9, (Herziene Statenvertaling)

Geef een reactie