Ik geloof niet in evolutie[1]. Wanneer ik dit aan anderen vertel dan hoor ik vaak: maar evolutie is keer op keer bewezen. Er wordt dan gewag gemaakt van de vele (vermeende) fossiele overgangsvormen, het DNA onderzoek op gebied van bacteriële resistentie, en voorbeelden van nieuwe “soortvorming” in dieren en planten[2].
Mijn antwoord is dan: maar dat is allemaal nog steeds geen bewijs dat Darwin’s evolutie ook echt heeft plaatsgevonden. Het zit hem namelijk allemaal in de definitie van het begrip evolutie. Die is de laatste jaren langzaam verschoven van Darwin’s theorie van een gezamenlijke voorouder (common descent), naar evolutie geherdefinieerd als: een geleidelijke verandering van genen over lange tijdsperiodes. We zijn het allemaal eens dat dingen geleidelijk kunnen veranderen, maar we verschillen van mening over hoe ver die verandering kan gaan. Ik geloof best dat computers steeds complexer en sneller worden, maar dat is nog geen bewijs dat een laptop ooit minister van financiën kan worden!
Mensen die in evolutie geloven, nemen op basis van deze definitie aan dat Darwin gelijk moet hebben. Voor hun staat vast dat in het verleden alle planten, dieren en tevens de mens zijn ontstaan uit een eencellige door een opeenhoping van geselecteerde mutaties. Maar is een extrapolatie van de huidige bevindingen naar het verre verleden wel wetenschappelijk valide?
Een belangrijk filosofisch tegenargument is dat niemand de evolutie miljoenen jaren geleden heeft kunnen waarnemen, en dat geen enkel operationeel experiment deze historische hypothese echt kan bewijzen. Maar ook al is dit een geldige conclusie, filosofie overtuigt altijd minder dan feiten. Ik geef daarom twee wetenschappelijke argumenten tegen deze evolutieleer van Darwin:
Probleem 1: Het mechanisme voor evolutie schiet tekort als verklaring voor grote genetische veranderingen.
DNA bestaat in essentie uit zeer complexe, gecodeerde informatie. Die informatie wordt gekopieerd in de cel en gebruikt om allerlei eiwitten te maken die vervolgens een rol spelen in de processen in het lichaam. Als evolutie waar is, dan moet dit ondersteund worden door een geloofwaardig biochemisch mechanisme, dat verklaart hoe informatie op het DNA spontaan kan toenemen. Dat mechanisme is er echter niet. Een simpel voorbeeld toont dit aan:
Naar schatting is slechts 1 op de 10,000 puntmutaties voordelig voor het organisme, en ca. 500 complexe (meervoudige) voordelige mutaties zijn nodig om van de ene soort naar de andere te evolueren (bijvoorbeeld van aapmens naar mens). De grote meerderheid van alle mutaties is dus ofwel neutraal ofwel leidt tot ziekte en dood van plant of dier. Er is berekend dat de kans om zo van een aapachtige naar de mens te komen in de orde liggen van 1 op een 1 met 2500 nullen[3]… Verreweg de meeste organismen zullen al lang uitgestorven zijn door alle nadelige mutaties, voordat dat de noodzakelijke goede met succes worden opgenomen in de hele populatie. Alleen heel simpele organismen als virussen en bacteriën hebben voldoende grote populaties en mutatiesnelheden die (beperkte) vormen van evolutie toestaan. Voor grotere organismen is de overlevingskans van mutanten echter nagenoeg nul[4].
Wat Darwin’s mechanisme dus vooral bereikt is degeneratie in plaats van evolutie. Er wordt geen nieuwe genetische informatie geproduceerd. Wat slechts gebeurt is dat bestaande informatie wordt gekopieerd of gecorrumpeerd.
Vooraanstaande evolutiebiologen geven toe dat het Darwinistische mechanisme niet volstaat, omdat het een destructief mechanisme is en geen constructief. Bioloog Lynn Margulis bekent dat neodarwinisme in grote problemen verkeert:
“The real disagreement about what the neo-Darwinist tout, for which there is very little evidence, if any, is that random mutations accumulate and when they accumulate enough, new species originate.” [5]
Geneticus John Sanford van Cornell University:
‘Selection slows mutational degeneration, but does not even begin to actually stop it. So even with intense selection, evolution is going the wrong way—toward extinction!’ (uit Genetic Entropy & The Mystery of the Genome)
Probleem 2: Langdurige experimenten tonen geen evolutie aan
Het neodarwinisme postuleert dat gegeven genoeg tijd (minimaal honderden miljoenen jaren) en enorme populaties, de bezwaren van probleem nummer 1 overkomelijk zijn. Gezien de eerder genoemde getallen lijkt miljoenen jaren echter nog steeds een probleem, maar laten we aannemen dat ze gelijk hebben. In dat geval moet evolutie ook tegenwoordig nog plaatsvinden, en aangetoond kunnen worden. Omdat het proces echter naar eigen zeggen te langzaam verloopt om direct door mensen te kunnen worden waargenomen, zijn experimenten gedaan die het evolutieproces in een laboratorium moeten versnellen.
Wat zijn de resultaten? Laten we eens kijken naar de twee meest voorname onderzoeken:
Drosophila melanogaster (fruitvlieg). Met deze vlieg wordt al ruim 100 jaar geëxperimenteerd. Aan zowat alles zijn ze onderworpen: chemicaliën, straling, verschillende soorten voeding en omgeving. Al het onderzoek samen vertegenwoordigt daarmee het equivalent van miljoenen jaren evolutie. Wat is het resultaat: vele honderden ziekelijke mutanten die niet kunnen overleven, en … de fruitvlieg. Zo weinig is de vlieg tijdens al deze experimenten veranderd dat biologen het hebben opgegeven:
“The fruitfly (Drosophila melanogaster), the favorite pet insect of the geneticists, whose geographical, biotopical, urban, and rural genotypes are now known inside out, seems not to have changed since the remotest times.”[6]
E. Coli experimenten van Richard Lenski. Van 1988 tot 2008 heeft het team van bioloog Lenski 12 E.coli bacterie populaties onderworpen aan verschillende condities. Hij kwam tot ca. 40,000 generaties, wat overeenkomt met een miljoen jaar evolutie voor de mens. Na deze 40,000 generaties was E.coli nog steeds … E.coli. Geen nieuwe soortvorming dus.
Maar wel was één van de populaties na 30,000 generaties (en biljoenen mutaties) in staat citraat te metaboliseren. Dat suggereert een nieuwe functie, ware het niet dat E.coli in het wild ook al citraat kan verwerken. Het is goed mogelijk dat 2 of 3 mutaties ervoor hebben gezorgd dat een bestaande maar geblokkeerde “cel-machine” die citraat kan metaboliseren, is gedeblokkeerd, of ongevoelig is geworden voor het soort voedsel. Omdat niet duidelijk is wat precies deze verandering heeft veroorzaakt, is het experiment geen overtuigend bewijs dat macorevolutie inderdaad kan plaatsvinden, want in het experiment is geen nieuwe genetische informatie is toegevoegd. Voor een theorie met zoveel pretentie is een activering van een bestaande functie na vele miljarden mutaties (elke base is wel een keer gemuteerd) een zeer beperkt resultaat. Nog een groter probleem wordt het om deze vorm van bacteriële evolutie zondermeer toe te passen op complexe organismen als vissen, zoogdieren en mensen. Dit wel doen is vergelijkbaar met het proberen een moderne computer te bouwen met alleen kennis over een diode.
Conclusie
Het probleem voor evolutie is de discrepantie tussen waarneming en theorie:
i. In de natuur zijn verschillende voorbeelden van mutatie en natuurlijke selectie van genen waargenomen. Soms is daarbij sprake van de vorming van een nauw verwante subsoort, zoals bij Darwins beroemde vinken. De afsplitsing van geheel nieuwe soorten met wezenlijk andere kenmerken zijn echter nooit experimenteel aangetoond.
ii. Bij bacteriën en virussen zijn tevens beperkte vormen van evolutie waargenomen, waarbij de bacterie adaptief gedrag vertoont dankzij één of meerdere mutaties, zoals bij E.coli.
iii. Darwins evolutieparadigma veronderstelt dat alle levende wezens voortkomen uit een eencellige via het proces van mutatie en natuurlijke selectie, zodat geheel nieuwe genen en nieuwe organismen geproduceerd worden, zoals van wolfachtig zoogdier naar walvis, of van aapachtige naar mens.
De soortvorming die optreedt, is beperkt tot de genetische bandbreedte van het bestaande organisme. Nieuwe informatie wordt niet gegenereerd, maar er vindt slechts een recombinatie of herstel van bestaande informatie plaats. Daarom is het huidige evolutiemechanisme simpelweg niet krachtig genoeg om de dramatische veranderingen voort te brengen die nodig zijn om bijvoorbeeld van een harig landdier naar een walvis te komen, of van een dinosauriër naar een vogel. Het voorhanden bewijs is onvoldoende voor Darwins tree of life.
Evolutionist Jerry Coyne verwoordt het probleem met de huidige definitie van evolutie als “verandering in de tijd” zo:
“if evolution meant only gradual genetic change within a species, we’d have only one species today—a single highly evolved descendant of the first species. Yet we have many… How does this diversity arise from one ancestral form?” It arises because of “splitting, or, more accurately, speciation,” which “simply means the evolution of different groups that can’t interbreed.”[7]
Vooralsnog is er echter geen enkel duidelijk en onbetwist voorbeeld van een dergelijk splitsing[8]. De evolutietheorie blijft daarmee fundamenteel onbewezen. Bacterioloog Alan H. Linton stelt dit feit na eigen onderzoek vast:
“None exists in the literature claiming that one species has been shown to evolve into another. Bacteria, the simplest form of independent life, are ideal for this kind of study, with generation times of twenty to thirty minutes, and populations achieved after eighteen hours. But throughout 150 years of the science of bacteriology, there is no evidence that one species of bacteria has changed into another.” [9]
Dus om kort te gaan: mutaties: ja, natuurlijke selectie: ja, beperkte sub-soortvorming: ja. Maar Darwinistische evolutie van alle soorten uit een eencellige: nee, want dit is fysisch nagenoeg onmogelijk, en het wordt niet ondersteund door de experimentele resultaten.
Ook daarom geloof ik dus niet in evolutie.
(door Lars Oberink, pastor
[1] De Bijbel zegt dat elke soort alleen nakomelingen produceert naar zijn eigen genetische opmaak. Dit houdt in dat de Bijbel wel beperkte genetische wijzigingen toelaat, maar m.i. weinig ruimte biedt voor Darwinistische evolutie.
[2] In werkelijkheid is er sprake van hybridisatie en variatie, zoals bij Darwins vinken.
[3] Spetner, L. M. (1998) NOT BY CHANCE! Shattering the Modern Theory of Evolution, Judaica Press, New York, p 130
[4] Sanford, John C. (2008). Genetic Entropy & the Mystery of the Genome
[5] Mazur, Suzan. 2010. The Altenberg 16: An Exposé of the Evolution Industry
[6] Grassé, Pierre-P. Evolution of Living Organisms (New York: Acad. Press, 1977), p. 130.
[7] Jerry A. Coyne, Why Evolution Is True (New York: Viking, 2009), p. 5-6
[8] Wells, The Politically Incorrect Guide to Darwinism and Intelligent Design, Chapter Five (“The Ultimate Missing Link”), pp. 49-59.
[9] Alan H. Linton, “Scant Search for the Maker,” The Times Higher Education Supplement (April 20, 2001), Book Section, p. 29