Het Christelijke geloof is uniek. Natuurlijk vanwege vele redenen. De liefde van God in de persoon van Jezus Christus. De zegeningen van het Christelijke leven. De wonderlijke getuigenissen over bekering, genezing en vernieuwing. De hoop op verlossing en eeuwig leven. De liefde en samenkomst van broeders en zusters. Maar wat soms wordt vergeten is dat het christelijke geloof vooral uniek is omdat het als geen andere religie gebaseerd is op en verwijst naar historische feiten. Het christelijke geloof is geworteld in de historische waarheid van het leven, de dood, de begrafenis en de opstanding van Jezus Christus. Niet alleen claimt het christelijk geloof deze historische waarheid als de verklaring voor haar eigen bestaan, maar ze nodigt anderen ook uit deze claims zelf te onderzoeken. Geen ander geloof is zo open over haar historische teksten, tradities en bronnen. Pas bij een vergelijking met andere wereldreligies wordt dit feit goed duidelijk:
- Het Hinduisme is als religieus systeem niet geïnteresseerd in historische feiten. Er bestaan binnen het Hinduisme eigenlijk geen vaste doctrines of canonieke geschriften. Elke gelovige mag in hoge mate zelf bepalen wat waar en onwaar is en welke goden hij of zij aanbidt. De oorzaak van deze houding is dat in de oosterse religies alle vormen van menselijke waarneming als illusies worden gezien. Daarnaast is rationeel denken of logisch redeneren geen onderdeel van het religieuze leven. Alleen zaken als rituelen en meditatie worden daarvoor geschikt geacht.
- Het Buddhisme kent enkele overleveringen over het leven van Buddha, maar deze zijn honderden jaren na zijn leven geschreven en verschillen in hoge mate van elkaar. Net als in het Hinduisme is het Buddhisme niet geïnteresseerd in historische validatie van deze geschriften, en dit is vanwege het ontbreken van een tekstuele traditie ook geheel onmogelijk. Binnen de oosterse godsdiensten ontbreekt in feite elke vorm van kritisch historisch onderzoek, aangezien de claims van deze religies per definitie buiten de waarneembare realiteit vallen. In vorm en uiting zijn ze eerder te vergelijken met de oude mythen en sagen van de Egyptenaren en de Grieken.
- De Islam is slechts in beperkte mate gebaseerd op historische claims. In de praktijk wordt de geschiedenis van de islam weinig gebruikt als argument voor de geldigheid ervan. De koran bijvoorbeeld heeft niet de structuur van een historisch verslag. Het bevat in feite een serie losstaande boodschappen van een engel aan Mohammed, zonder echte structuur of duidelijk doel. Er bestaat binnen de islam daarom een complex systeem van verklarende geschriften, genaamd Hadith, waarin de koran (waarvan de tekst voor moslims moeilijk te begrijpen is) wordt verklaard in een historische context. Er wordt echter geen enkel kritisch onderzoek gedaan naar deze bronnen. De Hadith is gebaseerd op slechts een of twee getuigen die ook geen tijdgenoten waren van Mohammed. De Hadith is zo’n 250 jaar na de dood van Mohammed geschreven en is daarom objectief gezien geen echt betrouwbare historische bron. De islam is in haar uitingen in feite antihistorisch aangezien van een gelovige moslim wordt verwacht dat hij of zij de koran (zonder kritische vragen te stellen) als letterlijke goddelijke waarheid accepteert. Onderzoek naar teksten e.d. wordt vrijwel niet ondernomen en zelfs veroordeeld.
- Het Joodse geloof komt qua houding ten opzichte van historische bronnen het dichtst in de buurt van het christendom. De betrouwbaarheid van het Oude Testament kreeg een enorme impuls bij de ontdekking van de dode zee rollen in de jaren veertig van de vorige eeuw. De oudste kopie van het OT was tot dan toe uit de 11e eeuw. Vrijwel alle boeken uit het OT werden in de grotten van Qumran gevonden (de meeste dode zee teksten komen uit de eerste eeuw), en deze vondst bewees dat meer dan 1000 jaar eerder de tekst van het OT vrijwel identiek is aan wat we nu in onze Bijbel hebben staan. Nogal wat archeologische vondsten hebben de betrouwbaarheid van het OT verder ondersteund, zoals de Tel Dan steen (waarin wordt verwezen naar koning David) en andere inscripties waarin Joodse koningen worden genoemd en Bijbelpassages bevestigd (zoals de oorlog tussen Hezekiah en Sennacherib).
Het Christelijke geloof beschouwt de teksten van het Nieuwe Testament (de vier evangeliën, het boek van Handelingen en de brieven van Paulus, Petrus, Jakobus, Judas en Johannes) als historisch betrouwbaar. De Evangeliën en Handelingen zijn geschreven in de vorm van ooggetuigenverslagen. De brieven worden als authentieke brieven gepresenteerd, geschreven van een apostel aan een bepaalde echt bestaande gemeente. De Bijbel is dus duidelijk bedoeld als echte geschiedenis:
2 Pe 1:16 Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.
1 Joh 1:1 Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens
Hand 2:32 Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn.
Maar hoe kunnen we vaststellen of deze documenten ook betrouwbaar zijn? Alleen als de Bijbel betrouwbaar en waar is dan kunnen we ons vertrouwen plaatsen in Jezus. Gelukkig is de betrouwbaarheid van de Bijbel te onderzoeken. Om vast te stellen of de Bijbel betrouwbaar is, moeten we het volgende kunnen nagaan:
- Is de tekst die we nu hebben hetzelfde als destijds geschreven is door de apostelen? Alleen als we kunnen aantonen dat de tekst de afgelopen 2000 jaar zonder corruptie is doorgegeven is een beoordeling op betrouwbaarheid mogelijk.
- Zijn de teksten geschreven door ooggetuigen of zijn ze een verslag van een ooggetuige? Alleen als het NT geschreven is in een tijd dat ooggetuigen van Jezus leefden, is betrouwbaarheid mogelijk.
- Zijn deze ooggetuigen historisch betrouwbaar? Met andere woorden, is het waarschijnlijk dat ze de waarheid spraken?
Betrouwbaarheid van de tekst
We kunnen de Bijbel alleen vertrouwen als het zeker is dat de geschriften van de apostelen accuraat zijn overgeleverd, zonder essentiële wijzigingen of corruptie. Vaak zeggen sceptici dat we de originele tekst van het NT niet kennen. En omdat er vele duizenden varianten zijn in de tekst, kunnen we volgens hen kan de Bijbel niet vertrouwen. Het is echter makkelijk om aan te tonen dat dit een verkeerde voorstelling van zaken is.
Ten eerste: er zijn inderdaad vele varianten. Een variant is een tekstueel verschil tussen twee manuscripten (een bewaard gebleven oude tekst). Maar de overgrote meerderheid (in de zin van 99%) van de varianten betreft details zoals spellingfouten, kopieerfouten en gebruik van andere woorden. Er is echter slechts een handvol verzen waarvan de betekenis anders is tussen verschillende varianten. En van die verzen is er geen enkele bij die de kern van het Christelijke geloof zou aantasten.
Daarnaast kunnen we vanuit de vele varianten de originele tekst van het NT wel degelijk met enige zekerheid benaderen. De volgende tabel vergelijkt het aantal en de relatieve ouderdom van manuscripten van een aantal klassieke werken vergeleken met het NT[1].
Veel overgebleven teksten van de Bijbel dateren van de tweede en derde eeuw na Christus. Een voorbeeld is Papyrus 47 (zie foto). Tot op heden is er nog geen manuscript gevonden uit de eerste eeuw, maar er bestaan honderden documenten die nog niet getoond zijn aan het publiek. Naar verluid zitten daar zeer oude kopieën van Markus en Mattheus bij uit mogelijk de eerste eeuw (o.a. the Green collection). Verwacht wordt dat deze documenten de komende jaren worden vrijgegeven.

We zien hier dus dat het NT van alle oude documenten de meeste manuscripten telt, en dat deze manuscripten relatief het dichtst bij de originelen liggen. Momenteel is er minder dan 100 jaar tussen de oudste overgebleven teksten en de kruisiging van Jezus. Naast de oude teksten hebben we de beschikking over tientallen geschriften van kerkvaders en zelfs van ketters (100 – 250 AD) die allemaal de tekst van het NT gebruiken in hun geschriften. Vooral de kerkvaders geven ons een “chain of custody” (doorgave van teksten tussen kopiisten) die begint met Clement van Rome (ca. 90 AD) via Papias (ca. 100 AD), Ignatius van Antiochie (ca. 110 AD), Polycarp (ca. 120 AD), Irenaeus (ca. 170 AD) tot aan latere schrijvers als Tertullianus, Hyppolytus en Origen, en weer later Eusebius en Hieronumus.
Zijn de teksten oud genoeg en afkomstig van ooggetuigen?
Er is meer dan genoeg reden om de evangeliën en andere NT documenten in verbinding te brengen met ooggetuigen in de eerste eeuw. Allereerst is er het interne bewijs. Geen van de documenten in het NT noemt de volgende feiten:
– De oorlog tussen Rome en de Joden vanaf 66 AD
– De verwoesting van de tempel in 70 AD
– De dood van Paulus en Petrus tussen 60 en 65 AD
Wel worden in Handelingen de dood van Stephanus en Jakobus genoemd (Hand 7:54-60 en Hand 12:1-2). Gezien het feit dat Lukas zich beroept op een beschrijving van geschiedkundig juiste feiten, maar hij en anderen deze zaken niet noemen is sterke aanwijzing voor een datering van handelingen voor 65 AD. Aangezien Lukas eerder is dan Handelingen, en Mattheus en Markus weer voor Lukas, is een datum van 50-55 AD voor Mattheus/Markus logisch. Dat is dus slechts 25 jaar na de kruisiging. Voeg daarbij dat de eerste brieven van Paulus geschat worden op 50 AD en we zijn in de tijd dat er nog volop ooggetuigen waren.
Een periode van maximaal 30 jaar is te kort voor het ontstaan van mythes en legende’s. Bovendien zouden levende ooggetuigen ene probleem vormen. De legendevorming zien we pas in de tweede eeuw (vanaf 150 AD) met allerlei valse en verzonnen gospels zoals het evangelie van Petrus of het evangelie van Phillipus. Al dat soorten boeken es echter nooit serieus genomen door de vroege Christenen en nooit in de Bijbel terechtgekomen.
Een van de oudste getuigenissen over Christus staat in 1 Kor 15:1-5:
1 Kor 15:1 Verder maak ik u bekend, broeders, het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, dat u ook aangenomen hebt, waarin u ook staat, 2 waardoor u ook zalig wordt, als u eraan vasthoudt zoals ik het u verkondigd heb, tenzij dat u tevergeefs geloofd hebt. 3 Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, 4 en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften, 5 en dat Hij verschenen is aan Kefas, daarna aan de twaalf. 6 Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nu nog in leven zijn, maar sommigen ook zijn ontslapen. 7 Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. 8 En als laatste van allen is Hij ook aan mij verschenen, als aan de ontijdig geborene.
Waarom is dit zo oud? Op basis van het materiaal in Handelingen denkt men dat de apostel Paulus in 40 AD tot bekering kwam. Als we dan aannemen dat hij rond die tijd voor het eerst het evangelie hoorde op de wijze zoals beschreven, dan betekent dit dat de getuigenis in 1 Kor 15 dateert van voor 40 AD. Binnen 5 jaar na de kruisiging is de prediking over dood en opstanding van Christus dus al bekend onder Christenen. Het verhaal van de evangeliën is dus geen later verzinsel maar een vroege getuigenis van ooggetuigen!
Spreken de ooggetuigen de waarheid?
Als we op basis van het voorgaande accepteren dat de tekst van het NT betrouwbaar is overgeleverd (dus niet is aangepast) en dat het geschrevene afkomstig is van ooggetuigen, dan is de enige vraag die nog open staat: is hun getuigenis waar?
De stijl van de evangeliën is eenvoudig en helder. Er zitten geen overdreven details in of tegenstrijdige beweringen. Ze bevatten talrijke details, zoals namen van mensen en gebeurtenissen en geografische gegevens die alleen een ooggetuige zou weten. Twee voorbeelden:
– Het evangelie van Johannes bevat een beschrijving van een soort kuuroord genaamd Bethesda. Daarin wordt de plaats beschreven als volgt:
Joh 5:2 En er is in Jeruzalem bij de Schaapspoort een badwater, dat in het Hebreeuws Bethesda wordt genoemd, met vijf zuilengangen
Jezus geneest daar een man die er 38 jaar heeft gelegen in de hoop op genezing door het bruisende water. Lang dachten geleerden dat Johannes deze plaats had verzonnen, omdat er geen dergelijk bassin bekend was. Totdat in de 19e eeuw de resten werden gevonden in Jeruzalem en bleek dat Johannes gelijk had.

– De naam van Pilatus als Romeins gouverneur in Judea was eigenlijk alleen bekend vanuit de Bijbel. Men ging er vanuit dat de Christenen deze figuur wellicht bedacht hadden, omdat er weinig ander bewijs was voor zijn bestaan. In 1961 werd in Caesarea in Israel een steen uit ca 30 AD gevonden in een oud Romeins theater waarin Pontius Pilatus met naam wordt genoemd in de juiste tijd onder keizer Tiberius (ten tijde van Jezus).

De evangeliën bevatten daarnaast veel materiaal dat een vervalser nooit had verzonnen, omdat het gênant is voor hem. Mensen hebben na enige tijd van nature de neiging om slechte details weg te laten en zichzelf beter voor te stellen. Maar de gospels bevatten talrijke voorvallen waarin de apostelen er niet goed vanaf komen:
Petrus wordt satan genoemd:
Markus 8:33 maar Hij keerde Zich om en terwijl Hij Zijn discipelen aankeek, bestrafte Hij Petrus en zei: Ga weg achter Mij, satan, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen.
De discipelen begrijpen Jezus niet:
Markus 4:13 En Hij zei tegen hen: Begrijpt u deze gelijkenis niet? En hoe zult u dan alle gelijkenissen verstaan?
De discipelen vallen in slaap als Jezus aan het bidden is in Getsemane:
Matt 26:40 En Hij kwam bij de discipelen en trof hen slapend aan en Hij zei tegen Petrus: Kon u dan niet één uur met Mij waken?
De discipelen hebben te weinig geloof:
Matt 8:26 En Hij zei tegen hen: Waarom bent u angstig, kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er kwam een grote stilte.
Al deze details geven aan dat de auteurs van de Bijbel niet geïnteresseerd waren in het beschermen van hun positie of reputatie, maar dat ze de waarheid wilden getuigen over hun leven met Jezus.
Tot slot is er nog het buiten-Bijbelse bewijs. Als de Bijbel historisch correct is dan verwachten we een minimale bevestiging te vinden vanuit seculiere en Joodse bronnen. Welnu, die zijn er:
– Tacitus schrijft in 117 AD over de vervolgingen onder keizer Nero in 64 AD.
– Josephus verwijst in 90 AD tweemaal naar Christus, eenmaal als introductie en later beschrijft hij de dood van Jakobus zijn broer.
– Plinius de Jongere schrijft in een brief aan de keizer over grote aantallen Christenen in 110 AD in het huidige Turkije.
– De Joodse Talmud (150 AD) schrijft dat Jezus (volgens hen) een bedrieger was, tovenarij gebruikte en veroordeeld is tot de dood maar dat niemand hem wilde helpen. (past in wat de evangeliën melden over de Joodse reactie)
– Daarnaast zijn er nog Bara Mar Sephion, Suetonius, Marcus Aurelius, Thallus en Lucian de dichter met vermeldingen over Jezus in de tweede eeuw.
Conclusie
De Bijbel is betrouwbaar. Het zal sceptici die weigeren te geloven misschien niet overtuigen, maar het ontneemt hen de mogelijkheid de Bijbel zomaar te verwerpen als een fabel. Het is een accurate en ware vertelling van het leven van Jezus Christus, Zijn dood aan het kruis en de opstanding uit het graf. Een verstandig mens zou er met interesse naar moeten kijken tijdens zijn leven op aarde. De Bijbel is daarom van groot belang om te weten wie God is en wat Hij verlangt. De Bijbel bevat Gods Wood zoals opgeschreven door de apostelen. De Bijbel is echter niet identiek aan Gods Woord. Wij vereren de Bijbel niet (zoals bijvoorbeeld de koran vereerd wordt als directe tekst van Allah). Wij lezen de Bijbel omdat we naast de geestelijke waarheid van Gods Koninkrijk ook de historische waarheid van Jezus willen leren kennen. De Christen heeft beide nodig: studie van het Woord en leiding door de Heilige Geest. Laten we daarom met vernieuwd vertrouwen en geloof onze Bijbel opnemen en de Heer vragen ons hart er voor te openen.
Lukas 24:45 Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen. 46 En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. 47 En in Zijn Naam moet onder alle volken bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, te beginnen bij Jeruzalem. 48 En u bent van deze dingen getuigen.
Joh 20:30 Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, 31 maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.
Het is mijn gebed dat ieder die dit leest wordt geraakt door de genade van Christus en de getuigenis van de Heilige Geest. Amen.
Pastor Lars Oberink, mei 2014.
[1] Kaart afkomstig uit Daniel B. Wallace, Understanding Scripture: An Overview of the Bible’s Origin, Reliability, and Meaning, ed. Wayne Grudem, C. John Collins, Thomas R. Schreiner, ©2012, p. 114.